We begraven onze schatten,
liever dan ze te bewaren
alsof het onze kinderen waren.
De natuur vermaakt zich ook wel
zonder ons: langs de hemel scheert
een wolk, nerveus en anoniem
bevolken vliegen de tuintafel,
bij de heg probeert een spreeuw
te vliegen, maar in het begin
lijkt het nog nergens op, nou ja,
op zo’n luchtvaartpionier die denkt:
ik wil de eerste zijn, ik wil
de wereld laten zien dat mijn droom
het zonlicht kan verdragen.
We lopen samen door de tuin,
te midden van zacht gekleurde
heuvels met op de hoogste top
de resten van een zandkasteel.
Veraf beweegt zich met gedreun
een auto langs de duiventil,
vlinders dwalen door de lucht
en de wind verspreidt de geur
van volle rozenstruiken.
Onder een oude kersenboom
begraven we wat dierbaar was.
Maar kinderen keren, zo vlug
ze gaan, zo langzaam terug.
* * *
De slotregels van dit gedicht zijn ontleend aan Het uur U van Martinus Nijhoff; het enjambement behoort tot de mooiste uit de Nederlandse poëzie. In de Duitse vertaling, Die Stunde X, weet Ard Posthuma het effect te behouden door de betekenis van de volgende regel, ‘Zo zijn ze, zo ging het hier’, naar voren te halen: ‘Doch wie eben Kinder sind,/ sie kommen nicht halb so geschwind,/ wie sie gehen.’