De bewening van Superman

Bewerking van een column voor Items uit 2003, die weer de bewerking was van een lezing ter gelegenheid van de opening van de tentoonstelling Safe Haven or the aestetic of safety, samengesteld door Guus Beumer.

* * *

Hoever moeten we teruggaan in de geschiedenis om iets van onze onveiligheid te begrijpen? Voor de een is het begonnen met de val van de Berlijnse Muur en het faillissement van de grote ideologieën. Voor de ander kan alles herleid worden tot het aantreden van het eerste Paarse kabinet van Wim Kok. Voor deze gelegenheid leg ik mijn referentiepunt in 1993. Het is tien jaar geleden dat Superman overleed. Onder de kop ‘Man of Steel Dies Defending City’ berichtte The Daily Planet:

Superman, de enige overlevende van de onheilsplaneet Krypton en wereldwijd de grootste strijder voor rechtvaardigheid, overleed dinsdag in de straten van Metropolis aan de verwondingen die hij opliep bij de verdediging van de stad en zijn burgers. Zijn precieze leeftijd en verblijfplaats blijven onbekend, hoewel men aanneemt dat hij begin dertig was, en al lange tijd verbonden met deze stad. Hij stierf als een held terwijl hij Metropolis beschermde tegen het monster dat ‘Doomsday’ werd genoemd en dat hij met zijn allerlaatste krachten wist te doden. Ondanks moedige pogingen lukte het niet meer om Superman te reanimeren. Zijn overlijden werd officieel bekend gemaakt door dokter Jorge Sanchez van het Metropolis General Hospital.

Ook buiten de fictieve wereld van The Daily Planet maakte deze tragische gebeurtenis reacties los. Zo schreef een hoogleraar in de geesteswetenschappen op internet:

Superman was inderdaad een figuur die ver boven de anderen uitstak, een held om tegen op te kijken. Net zoals de helden van vervlogen jaren behoort hij nu tot het verleden, en met zijn overlijden verdwijnt ook een geliefde combinatie van heldendom en zelfopoffering in het algemeen belang. Superman zal worden gemist, maar de deugd die hij belichaamde, zullen we nog veel meer gaan missen.

Dat Superman er uitzag als een vroege dertiger, mag niet verhullen dat hij veel ouder was – feitelijk had hij op enkele maanden na de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. In 1938 schonken Jerry Siegel en Joe Shuster hem het leven. Siegel werkte als tiener fanatiek aan de schoolkrant, onder andere met Albert Maslow, de latere bedenker van de Maslow-piramide. In een doorwaakte nacht is Superman aan hem verschenen: ‘Plotseling werd ik erdoor getroffen. Ik bedacht een personage alsof het was samengesteld uit Simson, Hercules en alle sterke mannen over wie mij ooit werd verteld. En nog veel meer dan dat.’ Toen Siegel z’n idee de volgende morgen aan Shuster vertelde, bleek dat zo aanstekelijk dat ze er onmiddellijk mee aan de slag gingen.

Superman is, behalve de geniale inval van Jerry Siegel, ook het product van het interbellum. Nadat de Eerste Wereldoorlog 20 miljoen slachtoffers had geëist – zonder rechtvaardiging of resultaat – heerste in Europa en de Verenigde Staten een algemeen onbehagen. In dat maatschappelijke klimaat kreeg Superman zijn betekenis als voorbeeld van bovenmenselijke daadkracht en elementaire rechtvaardigheid. Hij nam het initiatief waar zwakke en corrupte leiders faalden, door rücksichtslos op te treden tegen de handlangers van het Kwaad. Zo appelleerde hij aan de utopie waarin hemelse goden zich daadwerkelijk bemoeien met het levensgeluk van gewone mensen.

Tegen die achtergrond is het goed te begrijpen dat de rol van Superman in 1993 was uitgespeeld. De geschiedenis ten einde, de eindoverwinning van het marktliberalisme – de ideologie van het vrije Westen – een feit, en onze gemoedsrust voorgoed gewaarborgd – wat had Superman daaraan toe te voegen? Maar we hebben ons schromelijk vergist. In de afgelopen periode is het onbehagen opnieuw opgelaaid. De Belgische socioloog Mark Elchardus ziet daarin een parallel met het interbellum:

Uit peilingen blijkt dat een kwart van de Vlamingen er ondemocratische gedachten op nahoudt en geen bezwaar heeft tegen een sterke man, een populist die een einde maakt aan de permanente verwarring. Liever een goed staatsman dan een democraat. Er is maar één periode waar mij dit aan doet denken: het interbellum.

Toch zal de terugkeer van Superman ons weinig baten. Onze verwarring heeft (nog) niet van doen met een wereldoorlog, en ons wantrouwen geldt niet alleen de leiders, maar heeft zich ingevreten in de sociale structuur. Elchardus ziet daarnaast een verband met de opkomst van de kennismaatschappij en de invloed van massamedia. De kennismaatschappij zet ons onder grote druk om informatie te verwerven en verwerken, en voedt de angst om achter te blijven. Ook de commerciële media maken ons voortdurend bang: ‘Wie de hele avond voor de tv hangt, ziet zijn onbehaaglijke wereldbeeld constant bevestigd.’ Hij sluit zich aan bij de analyses van de politicoloog Robert Putnam. Volgens Putnam beleven we de teloorgang van ons ‘sociaal kapitaal’. Engagement, geloof, sociale netwerken, vrienden, familie en gezin hebben onder druk van welvaart en individualisering allemaal aan betekenis ingeboet: ‘Mensen vertrouwen elkaar niet meer. We zijn zogenaamd een high tech-economie, maar tegenover elke twee ingenieurs staat één advocaat.’ Het verdwijnen van gemeenschapsleven en burgerschap heeft volgens Putnam grote gevolgen. Hij wijst onder meer op de alarmerende toename van het aantal depressies en zelfmoorden in de westerse maatschappijen. De Nederlandse gegevens over medicijngebruik zijn in dat verband veelzeggend. Alleen al vorig jaar werden aan 2 miljoen patiënten 14 miljoen recepten uitgeschreven voor medicijnen tegen angst, slaapstoornissen en psychoses.

De dichter en kunsthistoricus Jan Emmens was 47 toen hij in 1971 een eind aan zijn leven maakte. Renate Rubinstein noteerde over zijn gedichten: ‘Ik vond ze aangrijpend, raadselachtig en konfidentieel. En schokkend, zoals dromen dat kunnen zijn.’ Door zijn werk trekt de kille tochtstroom van de angst. Ook als hij zich met dit nuchtere en afstandelijke aforisme moed probeert in te spreken:

Bang. De grootste naïeviteit van iemand die bang is voor zichzelf, is te denken dat anderen hem niet zouden kennen als degene voor wie hij bang is.

Emmens wrijft niet alleen zout in zijn eigen wonden, maar levert ook fundamentele kritiek op de individualisering. In het streven om onze veronderstelde authenticiteit bloot te leggen worden we onvermijdelijk geconfronteerd met de angst voor onszelf. Wie zichzelf tracht te ontplooien, komt onvermijdelijk behalve Rousseau ook Hobbes tegen (als Rousseau zich al laat zien). Emmens gebruikt zijn poëzie om aan dat dilemma vorm te geven. Alleen door middel van zijn verzen kan hij de groeiende angst voor zichzelf, als mengvat van scheppings- en vernietigingsdrift, beheersen. Tegelijkertijd ontstaat er zo een gaandeweg ondraaglijke spanning tussen Emmens als dichter en als ‘mens’, dat wil zeggen als echtgenoot, vader, vriend en collega. De laatsten verhullen en bewaren als het ware het geheim van de eerste.

Wie bereid is Superman serieus te nemen, vindt in hem een zelfde soort spanning. In tegenstelling tot collega-superhelden was Superman zijn ware gedaante en Clark Kent zijn sociale vermomming (Batman is bijvoorbeeld het nachtelijke alter ego van de miljonair Bruce Wayne, een soort Herman Heinsbroek avant-la-lettre). Superman leefde in de voortdurende angst voor de ontdekking dat hij en Clark Kent dezelfde persoon zijn. Door zijn verliefdheid op de ambitieuze journaliste Lois Lane werd die spanning op het spits gedreven. In de ogen van Lois Lane bood haar brildragende collega Clark Kent geen alternatief voor het erotiserende machismo van Superman. Zo bleven ze, ondanks hun dagelijkse nabijheid, onbereikbaar voor elkaar. Toen ze Superman op enig moment toch tegen het lijf liep, hield hij haar voor: ‘Liefste, ik kan niet met je trouwen. Je zou niet veilig zijn.’

De laatste strofe van Emmens’ gedicht ‘Bas-empire’ laat zich lezen als een verzuchting van de stervende Superman aan zijn beminde:

Vriendin, ik die uit angst dat mijn vijand
mij als zijn vijand ontdekt,
mijn leven verdoe in berekening van
een voordeel dat mij bevuilt,
verlang naar liefde en haat, maar zij blijven verborgen
en ingewikkeld, mummies in het graf
van mijn gedachten, wachtend op water.

Maar zijn laatste woorden gingen niet over Lois Lane of over zichzelf, maar over het monster Doomsday. Wel stierf hij in haar armen, in een scène die verwijst naar de bewening van Christus door Maria, alsof haar verliefdheid tenslotte werd gesublimeerd tot moederliefde.

Net als Superman en Clark Kent verhullen we onszelf door onszelf, tot verwarring van elkaar. Dat de wereld als een politieke realiteit geen veiligheid biedt is nog tot daaraan toe. Maar dat mensen elkaar, zonder dat te beseffen, in toenemende mate leren kennen als degenen voor wie ze zelf het meeste bang zijn, veroorzaakt een onbestemd gevoel van dreiging waartegen geen kruid gewassen is.

%d bloggers liken dit: