Hier duurt in brons de fusillade
en speuren honden in het gras.
Vanavond gaat een man verlaten
het perk, de dorre rozen langs.
Wind verwart zijn natte haren.
Zijn mond blaast ijle wolkjes af.
Een cavalerie van oud papier
komt in galop de hoek om jagen.
Zijn schaduw wordt hem nagedragen
als een sleep van zwarte taf.
* * *
‘De fusilladeplaats’ speelt zich af op de Apollolaan, bij het oorlogsmonument van Jan Havermans. Op de vroege morgen van 24 oktober 1944 werden op die plek, ‘ten aanschouwe van de wanhopige bevolking’ (Het Parool) 29 mensen van tussen de 18 en 70 jaar oud door de SD gefusilleerd. Hun groepsgewijze executie was één van de represaillemaatregelen voor de moordaanslag door het verzet op de SD-er Herbert Oehlschlägel. In de voorgaande nacht werden ook twee villa’s op de hoeken van de Apollolaan en de Beethovenstraat (waarvan één werd bewoond door een NSB-er) in brand gestoken.
Oehlschlägel was verbonden aan het beruchte SD-hoofdkwartier in de Euterpestraat (nu de Gerrit van der Veenstraat) dat op 26 november 1944 door de RAF werd gebombardeerd. Als gevolg daarvan verhuisde de SD naar de Apollolaan 123-125, het huidige Apollofirst Hotel.
In 1948-1949 woonde W.F. Hermans schuin tegenover de fusilladeplaats, op de dienstbodekamers van het appartement op de eerste etage van Apollolaan 129. Hij heeft de trieste gevolgen van de represailles nog gezien; op de plaats van de beide villa’s verrezen pas jaren later nieuwe huizen. Misschien speelden die indrukken door zijn hoofd, toen hij in 1962 de ruïnes van Oradour bezocht. Hij schreef daarover een essay waarvan deze alinea de conclusie vormt:
Er is een verhaal te schrijven over een astronaut in een kunstmatige satelliet die boven de ene stad beneden zich een carnaval ziet en twintig tellen later een andere stad die wordt uitgemoord. Maar ook hij zou er niets aan kunnen doen. Het is alleen maar het gevoel: je zou op een bepaald ogenblik graag iets minder onnozels gedaan willen hebben, terwijl op datzelfde ogenblik Oradour werd uitgemoord.
In 1965 verhuisde ik met mijn ouders en twee broers naar de tweede verdieping van hetzelfde appartementengebouw. Ik bewoonde daar in de periode 1975-1989 aanvankelijk één en later twee van de dienstbodekamers, waarvan de grootste voorzien was van een dakkapel.
Het drama uit oktober 1944 speelt ook een onopgemerkte rol in De Aanslag (1982) van Harry Mulisch. In 1945, nadat zijn ouderlijk huis in Haarlem als represaille is platgebrand, logeert Anton Steenwijk bij zijn oom en tante aan de Apollolaan. Nergens refereert Mulisch aan de parallel met die andere represaille, terwijl Anton de gevolgen daarvan onmogelijk over het hoofd kon zien. De beide villa’s lagen opzichtig in puin en enkele dagen na de bevrijding ontstond op de fusilladeplaats een enorme bloemenzee. Met raadselachtige precisie gebruikt Mulisch wel hetzelfde aantal gijzelaars: ‘Zij (de ouders van Anton) waren die avond ook gefusilleerd, tegelijk met negenentwintig gijzelaars.’