Reigers stonden als versteend
en wilgen vielen onbeweeglijk
samen met hun spiegelbeeld.
Etenstijd. De blauwe schemer
herstelt het park in een decor.
Verderop ligt de speelplaats.
Wij zochten in het pierenbad
koralen, maar vonden wrak na wrak
ter grootte van een ribbenkast.
De kinderlokkers zijn vertrokken
met stille trom en koffers vol
oogappels en blonde lokken.
* * *
Dit gedicht verscheen in de zomer van 1984 in De Tweede Ronde, in een eerdere versie waarvan ik het jammer vind dat deze regels later gesneuveld zijn: ‘Z’n broer klom hoger, toen al/ was hij bang te vallen en bouwde/ forten in het zand, die instortten.’ De titel is een regel uit Park in Europa van Fokke Sierksma die behalve dichter ook theoloog, godsdienstpsycholoog, tibetoloog en essayist was:
Heeft God
dit oude park als overschot
van een verdord, betwijfeld Eden
voor oude valken, zieke reeën
en voor een moe poëet,
voordat hij ook zijn laatste, fletse visioen vergeet,
apart gezet om erbij te kunnen sterven
in ’t warm en bitter geuren van rottend blad,
nu hij voor de oude droom geen erven
meer vond temidden van de horden,
van leuzen zat –
of zoek ik, vluchtend voor de rook der puinen,
de luwe troost van een vergeten tuin en
tracht ik te vinden
in een herfst van zacht verstuivend licht
het onderkomen van een laf gedicht?
Van rand tot rand
ligt de zwanenloze vijver
eeuwig, zwart en transparant.
Dit oude park gaat over de periode tussen 1969 en 1974 waarin de bewoners van Amsterdam-Zuid te maken kregen met drie kindermoorden, en twee moordenaars. In juni 1969 verdween op vrijdagmiddag de tienjarige Danny Visser. Hij woonde aan de Apollolaan en speelde vaak met zijn vriendjes in het Beatrixpark, net zoals mijn broers en ikzelf. Ik was de middelste van drie, mijn oudste broer was even oud als Danny. Zaterdagmorgen werd zijn dode lichaam gevonden, ‘deels begraven, deels afgedekt met bladaarde in een bosje van 20 x 20 meter’ (De Telegraaf). Dankzij de informatie van zijn vriendjes kon de politie de dader al op zondagavond arresteren.
In augustus 1971 verdween opnieuw een jongetje. Dit keer was het de negenjarige Bastiaan Bloemena die toevallig ook aan de Apollolaan woonde. Hij was het eerste slachtoffer van de kindermoordenaar Gerard Spruit, een bezorger van tijdschriften als Donald Duck en Libelle. Wekelijks maakte Spruit op een gemotoriseerde bakfiets de ronde langs zijn klanten, onder wie ouders van mijn klasgenoten. Ik zie hem in gedachten rijden door de Rubensstraat waar mijn oom en tante een bovenhuis bewoonden. Ondanks uitgebreid recherchewerk, onder meer aan de hand van het opvallende kleed waarin het lijkje van Bastiaan werd gevonden, kwam Spruit niet in beeld als verdachte. Drie jaar later maakte hij in Amsterdam Zuid een tweede slachtoffer, Heleentje Isaac. Misleid door haar jongensachtige uiterlijk merkte hij pas thuis in de badkamer dat ze een meisje was. Dit keer werd de politie wel geholpen door alerte buurtbewoners. Hij kon kort daarop worden gearresteerd, op de camping waar hij de weekends en vakanties doorbracht met zijn gezin. Na een eerste ontkenning legde Spruit een volledige bekentenis af. Hij wurgde Heleentje in een vlaag van woede, toen bleek dat hij zich in haar uiterlijk had vergist. Niet veel later beende hij ook dat hij Bastiaan had misbruikt en in paniek vermoord.
Mijn vader was als psychiater zijdelings betrokken bij de berechting van de tijdschriftenbezorger. Zoals vaker had hij een scherp oog voor de tragische omstandigheden, maar met ons werd daar wijselijk niet over gepraat. Spruit bleek een lange voorgeschiedenis te hebben van seksueel misbruik van kinderen, en ook zelf als kind door paters misbruikt te zijn. Hij werd uiteindelijk veroordeeld voor tweevoudige doodslag (niet voor moord, hoewel dat wel was geëist) en kreeg twintig jaar gevangenisstraf die hij in een tbs-kliniek mocht doorbrengen. Toen tweederde van zijn straf verstreken was, verzocht hij om vervroegde invrijheidstelling. Op 12 december 1989, de dag nadat het Hof zijn verzoek had geweigerd, pleegde Spruit zelfmoord. Hij ligt begraven in Dedemsvaart, zonder grafsteen, omdat zijn zoon die weigerde te betalen.
Het einde van de tijdschriftenbezorger kwam bijna vijftien jaar nadat de vader van Bastiaan Bloemena aan zijn verdriet te gronde was gegaan. Willem Bloemena was een succesvolle uitgever bij Meulenhoff. Hij maakte een prestigieus standaardwerk met de schilderijen van Rembrandt. En hij nam het initiatief voor de vertaling van moderne Zuid-Amerikaanse literatuur, zoals Gabriel Garcia Márquez’ Honderd jaar eenzaamheid.
De geschiedenis van Gerard Spruit en zijn zoon Paul is beschreven door de journalist Peter R. de Vries in Een moord kost meer levens (1994).