Hé jij daar! Handelsreiziger zonder hoed!
Denk niet dat je een dichter bent! Denk jij dat niet!
Je bent op zoek in Lissabon
en spiegelt je in ruit na ruit.
Zo sta je tussen porselein
als ik je zie. Op zoek naar wat?
Jij daar! Zonder hoed tussen serviesgoed en kristal,
weet je het al?
Niet als krekels onder een zomermaan,
niet als de diepe waterval,
niet als de haan, niet als de hond,
niet als de zee en ook de wind –
Jij! Je dient je hoofd op op een schaal,
beschilderd met een jachttafereel,
scherp als het lemmet op je keel
is je tong. Je bent nog jong. Wat wil je zijn?
Couplet? Refrein? Kip zonder kop?
Zal in zevenvoud gesluierd gaan
de danseres? Of denkt de hoedenmaker om half zes:
hij komt niet meer.